Dag 4, maandag
60 KM, 10 km/h
HM (volgens Bikemap): 590 HM
Ik sta vrij laat op, ik heb nog wel wat hoofdpijn, maar een stuk minder dan gisteren en nadat ik de boodschappen heb gedaan, ga ik om kwart over tien op pad.
Het eerste deel gaat over de ringweg, die nu wel een stuk rustiger lijkt, met een forse wind schuin tegen, dus erg hard gaat het niet. In Hvolsföllur ga ik linksaf de 261 op, de omgeving wordt wat glooiender, met ook nog veel weilanden. Het eerste deel van deze weg is nog verhard, maar na een kleine twintig kilometer wordt deze onverhard en langzaamaan wordt de omgeving wat ruiger.
De weg is lastig te fietsen en veel harder dan 10 km/h gaat het vaak niet, met ook nog een stevige wind schuin tegen. Ik kom nog enkele auto’s tegen, hier zijn ook nog wat huizen/boerderijen. Als ik op een gegeven moment in het midden van de weg fiets en in de verte een auto tegemoet komt, gaat de auto aan de linkerkant rijden, waardoor ik geen last van het stof heb dat de auto opwerpt. Relaxt dat er automobilisten zijn die zo met fietsers meedenken. Het weer is overigens prima, met een zonnetje en wat bewolking, maar zeker geen dreiging van regen.
Als de weg een F-weg wordt staan er de nodige waarschuwingen op grote borden, dat de wegen alleen geschikt zijn om met een 4×4 te rijden, wees voorzichtig met rivierdoorsteken etc.. Hierna heb ik ook direct het idee in de middle of nowhere te zitten en gelijk moet ik voor de eerste keer door water, het is echter zo smal dat ik er gewoon doorheen kan fietsen.
De weg loopt door een fascinerend landschap, eerst nog langs een heuvelwand, waar er wederom een hele kudde paarden in volle galop mij tegemoet komt en passeert. Vervolgens door een grote vlakte met enorm veel stenen, de weg is hier zo slecht dat het tempo vaak niet boven de vijf a zes kilometer uitkomt. Links zijn er heuvels en rechts bergen met gletsjers en sneeuw. Wel komt er nog regelmatig een auto of motor voorbij. Later gaat de weg door een uitgesleten rivierspleet en is de weg weer iets beter te fietsen.
De weg gaat vervolgens steil omhoog een heuvel op. De weg is zo steil en slecht op bepaalde stukken dat ik een heel stuk moet lopen, geen gemakkelijke opgave en ik zit er dan ook al snel doorheen. Na nog een stuk klimmend, af en toe fietsend en af en toe lopend, besluit ik vlak onder de top te stoppen. Ik loop nog wel even naar de top om te kijken of er aan de andere kant misschien een betere kampeerplek is, maar daar aangekomen word ik bijna weggewaaid en ik zie geen betere plek.
Net voor de top sta ik nog net een beetje uit de wind, er is een stroompje waar ik water kan halen en het uitzicht is prachtig. Het valt echter nog niet mee een redelijk vlak stukje te vinden. Mijn eerste keer wildkamperen in mijn eentje had echter op een slechtere plek kunnen zijn.
Het is wel even wennen, regelmatig komen er nog auto’s langs, die vervolgens stil gaan staan om ook even van het uitzicht te genieten. Ik sta echter iets hoger en zie de auto’s in eerste instantie niet.
‘s Avonds na het koken lees ik buiten bij de tent zittend nog wat, af en toe van het uitzicht genietend, maar door de koude wind die af en toe om over de top heen komt besluit ik op tijd in de tent te gaan liggen.